DE VREEMDE TEKENS IN DE BLAUWE LUCHT

DE VREEMDE TEKENS IN DE BLAUWE LUCHT - SYNOPSIS.

'De vreemde tekens in de blauwe lucht,' is een verhaal over hoe niet alles in ratio te vatten valt. Hoe twee jongeren met eenzelfde gegeven, maar een andere gezinscontext, uiteindelijk een heel ander leven gaan leiden. De zoektocht van dat leven, over liefde, pijn, gedragenheid, eenzaamheid en mysterie ... een durven vertrouwen op intuïtie.


Het verhaal begint op een vroeg dag in mei. In het stadje Sprucken bezoekt Romy met haar zoontje Jonas een nabijgelegen strand. De jonge vrouw zet zich op een handdoek en de kleuter loopt naar de waterlijn. Zijn moeder houdt hem nauwlettend in het oog. Na enige tijd wil ze hem bij zich hebben en begint te roepen, maar Jonas doet alsof hij zijn moeder niet hoort. Daarom loopt ze naar hem toe.
Aan de waterlijn staat Jonas met een vinger naar de lucht te wijzen en roept voortdurend: ‘Daar, daar, daar…,’ maar hoe de moeder ook kijkt, ze ziet niets. Romy probeert haar zoontje op de arm te nemen, maar Jonas stribbelt met alle geweld tegen. Als ze hem neerzet, wil hij opnieuw naar de waterlijn lopen. Daarom houdt ze het voor bekeken en gaat met hem naar huis. Maar daar loopt Jonas naar de tuin en begint er ook met zijn vinger naar de lucht te wijzen. Romy kan het met moeite verhinderen.
's Avonds komt haar man Frederik thuis en zo is het gezin Hoeter volledig. Romy vertelt het hele verhaal, maar haar man wuift haar bezorgdheid weg.


Drie dagen in de week gaat Jonas naar de kleuterklas. De volgende dag zet Romy haar zoontje er af, maar iets voor 12.00 uur krijgt ze een telefoontje, met de boodschap dat Jonas niet van het venster is weg te slaan, naar buiten wijst en ononderbroken herhaalt: ‘Daar, daar, daar…’ Men vraagt of Romy hem zou kunnen ophalen, omdat dit storend werkt voor de andere kinderen.
Thuis herhaalt zich hetzelfde scenario. Romy probeert het te verhinderen, maar Jonas wordt weerspanniger met het uur. Daarom besluit Romy om de volgende dag de huisarts te raadplegen, maar de man, hij heet dokter Thomberg, weet ook geen raad en hij adviseert om bij een psychiater hulp te zoeken.


Dokter Donlar is kinderpsychiater en verbonden aan het psychosociaal centrum voor kinderen tot 12 jaar De Kleurencirkel. Jonas wordt er lichamelijk onderzocht, er wordt onder andere een hersenfilmpje genomen, maar men ontdekt niets ongewoons. Omdat Jonas naar de lucht blijft staren, kan hij niet terug naar de gewone kleuterschool. Daarom neemt men de beslissing om hem drie dagen in de week naar het speellokaal in De Kleurencirkel te brengen, wat niets anders is dan een gewone kleuterklas. De kinderen worden er onder andere begeleid door de psycholoog Elsy. Romy heeft die vrouw zeer graag en, allicht omdat ze leeftijdsgenoten zijn, ontstaat er een sterke band tussen beiden.
In het speellokaal probeert Jonas de andere kinderen te interesseren voor datgene wat hij in de lucht meent te zien. Maar die worden dit spelletje snel moe, omdat er voor hen niets te bespeuren valt. Er is echter één uitzondering. Het is een meisje, ze heet Jolina, en ze wordt onmiddellijk een bontgenoot van Jonas. Jolina is sinds haar geboorte een in zichzelf gekeerd kind. Ze spreekt bijna nooit een woord, ook niet met haar ouders. Meestal zit ze er passief bij. Maar de volgende dagen stelt men vast dat wat Jolina in de lucht meent te zien, wat het ook mag zijn, haar een enorme dosis zelfvertrouwen geeft. Zo afwezig ze vroeger in de klas was, zo assertief gedraagt ze zich nu. Op de dagen dat Jonas er niet is, probeert ze met alle geweld de andere kinderen naar het venster te lokken. Gewoonlijk negeert ze die volledig.
De psycholoog Elsy brengt dokter Donlar op de hoogte van die laatste ontwikkeling. Ze besluiten om beide kinderen naar een apart speellokaal te brengen, hen een blad papier en kleurpotloden te geven, en hen te vragen te tekenen wat ze in de lucht menen te zien.
Er verschijnen twee verschillende tekeningen. Op het blad van Jonas staan twee zwarte, gelijkzijdige driehoeken met de punt naar elkaar toe, zoals een eendimensionale diabolo, in een blauwe lucht. Op dit van Jolina ziet men een reeks cirkels in verschillende kleuren, die verbonden worden door een zwarte streep. Het lijken wel aan elkaar vastgemaakte ballonnen, die wegfladderen in de blauwe lucht. Het raadsel wordt er niet minder op.
Er is ook een groot verschil tussen de benadering van beide ouderstellen. Terwijl Frederik en Romy het gedrag van hun zoontje grote zorgen baart, zijn Jolina’s ouders enorm opgetogen. Een dochtertje dat contact zoekt met andere kinderen, al is het op een vreemde manier, valt natuurlijk te verkiezen boven een kind dat er passief bijzit.


Het is herfst en de winter staat voor de deur. De blauwe lucht verliest langzaam haar heldere kleur en grijze wolken maken hun opwachting. De dagen worden korter. Zonder enige waarschuwing verdwijnen de tekens. Jonas en Jolina kijken niet meer omhoog, en vervallen in hun oude gedrag.
Jonas wordt opnieuw het ongedwongen jongetje. Frederik en Romy zijn zeer opgetogen. Maar Jolina keert opnieuw in zichzelf. Daarom hopen haar ouders dat het teken snel weerkeert. Een actief kind is hen liever dan één dat er meestal apathisch bijzit.
Bij Romy groeit de hoop dat het imaginaire teken voorgoed is verdwenen. Dat het niets anders was dan een bizarre bevlieging. Maar als de eerste lentedagen met hun blauwe luchten eraan komen, is ook het zwarte teken opnieuw van de partij. Het betekent een enorme klap voor haar.
Bij Jolina’s ouders is de stemming helemaal anders. Nu het teken zich opnieuw laat zien, leeft hun dochtertje volledig op.


Op een zaterdagmiddag ontvangt Rosie, de moeder van Romy, bezoek van haar lievelingsbroer Emiel en zijn vrouw Marja. Eerst praat men over koetjes en kalfjes, maar dan valt Emiel met de deur in huis. Hij dist een verhaal op over hun overgrootvader, de man heet Jan Selig, die ooit in een inrichting voor geesteszieken in de stad Toessen zou zijn beland.
Jan Selig woonde met zijn gezin in Blumder, een provinciestadje aan een rivier. Op een dag stond hij aan de aanlegsteiger, zijn vrouw en vier kinderen op te wachten, die met een rivierstoomschip op familiebezoek waren geweest. Op ongeveer honderdvijftig meter van de wal sloeg het vaartuig om.
Jan Selig dacht dat zijn vrouw en kinderen aan boord waren, terwijl ze een later schip hadden genomen. Maar de man was zo door de angst bevangen, dat die in zijn hoofd was geslagen. Hij werd nooit meer de oude, en verzeilde voor de rest van zijn leven in een catatonische houding.
Rosie is absoluut niet opgezet met dit verhaal. Het lijkt erop alsof haar broer een verband probeert te leggen tussen de krankzinnigheid van hun overgrootvader en de huidige toestand van haar kleinzoon.


Er gebeurt echter iets merkwaardig. Nadat hij het verhaal over hun overgrootvader aan zijn zus heeft opgedist, merkt Emiel dat ook hij naar de lucht begint te staren. Hij ziet wel niets, maar hij kan het niet laten. Hij hoopt dat zijn collega’s dit vreemd gedrag niet opmerken. Hij is ongeveer vijf jaar van zijn pensionering verwijderd en wil die periode in schoonheid beëindigen. Naar de huisarts gaan is voor hem, door zijn achterdochtige natuur, geen optie. Daarom bedenkt hij een andere oplossing.
Hij schrijft naar de stad Toessen, met de vraag of men soms weet waar zijn overgrootvader Jan Selig begraven ligt? Het antwoord luidt dat het graf van de man zich op het terrein van de voormalige inrichting voor geesteszieken, veld A, graf 694, bevindt. Het huidige psychiatrisch centrum De Tjilpenhof situeert zich nu buiten de stad en het oude terrein is omgevormd tot een stiltepark.


Zonder dat zijn vrouw het weet, neemt Emiel een snipperdag en reist met de trein naar Toessen. Het is een sombere dag en het is even zoeken, omdat de meeste grafzerkjes er verwaarloosd bijliggen, maar uiteindelijk staat hij voor het bewuste graf. Hij moet eerst de korstmossen verwijderen, voordat de naam Jan Selig leesbaar wordt.
Hij bekijkt het zerkje van nabij, maar wordt niets wijzer. Hij vraagt zich vloekend af waarom hij hiernaartoe is gekomen. Maar als hij knielt om zijn aktetas op te nemen, verschijnt ineens de zon, die haar stralen zijdelings over het zerkje werpt, zodat de oneffenheden in de steen zich duidelijk aftekenen. Emiel kijkt er een laatste maal naar en, alsof hij niet meer tot deze wereld behoort, meent hij ineens twee naar elkaar gekeerde driehoeken te zien. Eerst denkt hij dat hij zich dit inbeeldt, maar neen, duidelijker kunnen ze niet zijn. Alsof de duivel hem op de hielen zit, maakt hij dat hij wegkomt. Hij wil Toessen zo snel mogelijk verlaten.


Thuis merkt zijn vrouw Marja dat er iets fout is met haar man, maar die wuift haar bezorgdheden weg. Als ze hem echter ’s morgens wekt, kan hij niet uit zijn bed komen, en ze is verplicht om de huisarts te bellen. Die schrijft hem twee dagen ziek, waarop Marja Emiels werkgever waarschuwt.
Maar na het weekend is Emiel nog altijd niet de oude. Opnieuw belt Marja naar zijn werkgever. Daar vraagt men of Emiels afwezigheid soms iets te maken heeft met zijn snipperdag van vorige woensdag.
‘Hij is tijdens jullie uitstapje toch niet ziek geworden?’
Marja weet niet wat ze hoort en ’s avonds belt ze verbijsterd naar haar schoonzus Rosie. Beide vrouwen proberen aan Emiel te ontfutselen, wat hij op die woensdag uitgespookt heeft, maar ze slagen niet in hun opzet.
Marja mag de brieven nooit openen en moet alle post op tafel leggen, maar ze herinnert zich ineens dat er enkele weken geleden een brief van de stad Toessen was. Gelukkig weet ze waar Emiel alles bewaart. De vrouwen vinden de bewuste brief en zo achterhalen ze wat ‘die stommerd’ op die woensdag heeft gedaan.
‘Hij is op zoek gegaan naar het graf van zijn overgrootvader Jan Selig. Kan het nog gekker!’
Emiel wordt niet meer de oude, maar nooit belandt hij, zoals zijn voorvader Jan Selig, in een instelling. Marja is een zeer godvruchtige vrouw en ziet het als een opgedragen levenstaak om haar man thuis te verzorgen.


De kleutertijd zit er voor Jonas op. Frederik en Romy beslissen voor de eerste maal met hem op vakantie te gaan, maar er is iets wat hen tijdens die reis met verstomming slaat. Als ze een eind van hun woonplaats Sprucken verwijderd zijn, is het zwarte teken in de blauwe lucht ineens verdwenen. Jonas toont er geen belangstelling meer voor. Hun vakantie duurt drie weken en hun zoontje is de zwarte driehoeken blijkbaar helemaal vergeten. Bij Romy leeft de hoop dat ze mogelijk verlost zijn van dat hele gedoe, maar die verdwijnt meteen als sneeuw voor de zon, als ze opnieuw thuis zijn. Het eerste wat Jonas doet, is naar de lucht wijzen: ‘Daar, daar, daar, …’
Romy is de wanhoop nabij. Nu Jonas’ kleutertijd erop zit, had ze gehoopt dat haar zoontje naar de gewone basisschool zou kunnen gaan, maar zoals de zaken erbij liggen, is hij verplicht om die ook in De Kleurencirkel te volgen. Ook voor zijn klasgenootje Jolina is dit de enige oplossing.


Tijdens de volgende zomervakanties probeert het gezin Hoeter de afstand te bepalen tussen hun woonplaats Sprucken en de plek waar Jonas geen belangstelling meer heeft voor het zwarte teken. Tijdens de zomervakantie na het derde leerjaar lukt men daarin. De plek ligt in de buurt van de stad Eigenhem, op ongeveer vijfenzeventig kilometer, en bevindt zich in eigen land.


Jonas en Jolina beëindigen de basisschool met goed resultaat. De middelbare school wenkt, maar de ouders van beide kinderen maken een andere keuze. Frederik en Romy willen dat hun zoontje naar de middelbare school gaat, terwijl de ouders van Jolina al tevreden zijn met de huishoudschool, waarin de lessen vooral de nadruk ligt op huishoudelijke taken.
Maar in de middelbare school loopt het met Jonas de tweede dag al volledig fout, omdat hij ook daar de klas in verwarring brengt met het zwarte teken. Er dringt zich geen gemakkelijke keuze op. Ofwel moet Jonas naar het speciaal onderwijs. Ofwel moet het gezin Hoeter naar Eigenhem verhuizen. Omdat alles moet wijken voor de toekomst van hun zoontje, beslissen Frederik en Romy om dit laatste te doen.


Jolina blijft haar hele leven in Sprucken wonen en trouwt nooit. Het teken in de blauwe lucht blijft haar altijd vergezellen. Op latere leeftijd verhuist ze naar een bejaardenhome, waar ze op een dag neervalt in de tuin. Men draagt haar naar de kamer. Ze vraagt om dag en nacht de gordijnen open te laten. Met een verhoogd kussen ligt ze in bed en kijkt door het venster. Met haar slechte ogen en zonder bril ziet ze de gekleurde cirkels zo duidelijk, zoals ze het nog nooit heeft gezien. Daarna slaapt ze zachtjes in. Ze is zevenenzeventig jaar.
Jonas Hoeter wordt hoogleraar aan de universiteit. Hij trouwt en het gezin krijgt twee dochters. Tijdens zijn verdere leven denkt Jonas nooit aan het zwarte teken, maar het duikt weer in zijn herinneringen op, als hij op achtenzeventigjarige leeftijd zijn einde voelt naderen. Hij vraagt aan een van zijn dochters om met hem naar zijn geboortestad Sprucken te rijden.
De rit gaat naar het strand, waar hij als kleine jongen voor het eerst het zwarte teken in de blauwe lucht zag. Hij vindt het vreemd dat het hem zo duidelijk voor de geest staat. Iets dat zo ver in het verleden ligt. Jonas ziet zijn moeder opnieuw op het strandlaken zitten, met een boek in haar handen. Hij ziet zichzelf naar de waterlijn lopen, waar het zwarte teken voor het eerst verschijnt, hoog in de blauwe lucht.
Hij kijkt naar dezelfde lucht, maar deze maal is er niets te zien. Wat voor een verstrekkende invloed heeft dat teken op hem gehad? Nu kan hij met tevredenheid terugkijken op een zinvol leven. Zou het zonder het zwarte teken ook zo zijn geweest? Wilde het hem met alle geweld uit Sprucken verjagen, om hem voor een onbekend onheil te behoeden? Hij beseft dat hij dit nooit zal weten.
Jonas blijft nog even staan. Dan zwaait hij met beide handen naar de blauwe lucht, om afscheid te nemen van zijn zwarte vriend, die, toen die zoveel jaren geleden verscheen, vooral een hinderlijk obstakel was.


Enkele dagen later vindt een van zijn dochters hem dood in bed.