DE KEIZER VAN VLAANDEREN EN IK

DE KEIZER VAN VLAANDEREN EN IK.

Veel politici zijn eendagsvliegen en backbenchers. Maar er zijn ook ‘blijverds’, al weet je nooit hoe hun verhaal zal eindigen. Herinner je maar hoe triest de geschiedenis van het zogenaamde SP-A wonderkind Steve Stevaert is geëindigd? Zelf heb ik deze man nooit hoog ingeschat, maar een belangrijk deel van de Vlaamse bevolking en zowat alle media waren vol lof over deze telg uit de bronsgroen eikenhouten provincie

Dit voormalig wonderkind heb ik maar één keer ontmoet, we hebben nog geen tien woorden gewisseld, maar ik heb meer contact gehad met een ander politiek wonderkind, die een hoogte heeft bereikt die zelfs voor vijf Steve Stevaerten niet was weggelegd. Bart De Wever!


In september 2011, alweer meer dan vijf jaar geleden, heb ik een tekst ‘De keizer van Vlaanderen en ik’ aan het papier toevertrouwd over mijn ervaringen met hem. Ik heb deze hier en daar wat bijgeschaafd en het resultaat staat hieronder.

De eretitel 'De keizer van Vlaanderen' heb ik geleend van Jeroen Verelst, die de grote roerganger in De Morgen van 16 juli 2011 met deze woorden omschreef. Het was waarschijnlijk een knipoog naar de voorliefde van De Wever voor de geschiedenis van het Romeinse Rijk. Door mijn persoonlijke ervaringen met hem zou de ‘Pontius Pilatus van Vlaanderen’ beter op zijn plek zijn, maar dit is de strikt eigen mening van een van de 6.000.000 onderdanen van deze heerser uit de 21ste eeuw.

Maar vooral de woorden van Luc Van der Kelen in Het Laatste Nieuws van 12 juli 2011 hebben me er toen toe aangezet om mijn ervaringen met De Wever op papier te zetten. Van der Kelen schreef toen: ‘De Wever stelt stijgende armoede voor op grote schaal. Hij wil 15 miljard besparen in de sociale zekerheid. Dat komt neer op 5 000 euro per Belg die daarvan afhankelijk is.’

Het is vooral deze weg die De Wever is ingeslagen, die me de voorbije jaren enkele keren in de gordijnen heeft gejaagd. Inzake sociale afbraak houdt hij wel duidelijk zijn rug recht.


Omdat de ster van Bart De Wever nog altijd schittert aan het politieke firmament, al is ze hier en daar wat dof geworden, heb ik besloten om deze tekst toch niet in de vergeetput van mijn computer te laten verkommeren. Ook heb ik erover nagedacht of ik het stuk onder de knop 'De Koekenstad', de burcht waar ‘De Keizer van Vlaanderen’ zich veilig heeft teruggetrokken, of onder 'Ons Vaderland' zou zetten. Omdat hij vanuit zijn burcht Antwerpen af toe toch ten strijde strekt om nationaal zijn stem te laten horen, heb ik maar voor het laatste gekozen.

Als auteur-in-spé hoop ik over wat fantasie te beschikken, maar in dit artikel is er geen enkele sprake van. Voor het waarheidsgehalte wil ik gerust aan de leugendetector liggen of een waarheidsserum innemen.


Ooit ben ik in de late jaren tachtig lid geweest van de SP-A, afdeling district Merksem. Enerzijds liep daar ook een onfris iemand rond in de figuur van Guy Peeters, de voormalige algemeen secretaris van de Socialistische Mutualiteiten. Anderzijds heb ik er nog geen tiende van de ranzigheid beleefd, die ik heb meegemaakt tijdens mijn N-VA lidmaatschap. Maar dat is een ander verhaal.


Ik was meer dan 10 jaar politiek dakloos toen, als eindresultaat van de problemen in de Volksunie, de Nieuwe Vlaamse Alliantie het levenslicht zag. Hoewel ik nooit lid ben geweest van de Volksunie, vond ik dat deze partij wel iets had. Wat ik vooral waardeerde was de strijd tegen de verzuiling, de rechtlijnigheid, voor zover dit in de politiek mogelijk is en je niet van de macht hebt geproefd, en een licht anarchistisch trekje. Soms heb ik ook gestemd voor de Volksunie in de persoon van André De Beul. Ook het non-conformisme van een Willy Kuypers sprak mij aan. Dit was het beeld dat ik in het begin van de jaren 2000 had over de Volksunie, daarbij vergetend dat er natuurlijk ook mandatarissen rondliepen met een veel rechtser profiel.


Met dit beeld in mijn achterhoofd ben ik lid geworden van de N-VA. Ik denk dat het 2002 moet zijn geweest. Mijn eerste ontmoeting met de latere ‘De keizer van Vlaanderen’ was tijdens een rondleiding door de N-VA Antwerpen op het vliegveld van Deurne. Deze werd beëindigd met een aanbieden van een kop koffie. Toen kwam Bart De Wever binnen. Hij deed dit op de manier waarop ik hem de volgende jaren heb leren kennen. Met het hoofd tussen de schouders, het allemaal niet meer wetend en met zijn kenmerkende uitspraak die ik later nog vaak heb moeten aanhoren: ‘Deze tocht door de woestijn houd ik niet lang meer vol’. Het waren altijd deze woorden die je tot vervelens toe moest aanhoren, zowel op de open ledenvergaderingen van de stad Antwerpen als van het arrondissement. Ik zal voorzichtigheidshalve geen cijfers op het aantal aanwezigen tijdens die eerste dagen plakken, maar dat lag bijzonder laag.


Later bleek natuurlijk dat De Wever met zijn woorden over de tocht door de woestijn, zijn achterban aan het warm maken was voor het kartel met de CD&V. Toen deze toenadering ook realiteit werd, was het voor mij tijd om de deur naar de uitgang te zoeken. Deze stap was voor mij alle bruggen van Vlaanderen te ver. In mijn visie is de CD&V altijd de kristallisatie geweest van het middelmatige, kleurloze en hypocriete Vlaanderen. Als vrijzinnige kreeg ik ook een vuile smaak in de mond, alleen al als ik eraan dacht om met ‘een tjeef’ door de deur te moeten. Ik heb toen een mail gezonden aan enkele N-VA vrienden – ook aan De Wever – om dit ontslag te plaatsen. De N-VA verliet aan de zijde van de CD&V de woestijn en beiden rukten in gezamenlijke slagorde het ‘bloeiende’ veld van de Belgische politiek binnen.


In 2005 voelde ik weer een depressie de kop opsteken, vooral door een bore-out op mijn werk. Het is niet uitdagend als je hele dagen met je vingers zit te draaien en om de tijd te doden maar de bloempotten van de hele afdeling gaat verpotten. Een naderende depressie is voor mezelf altijd de aanleiding om me in mijn hol af te zonderen. Ik wist dat dit zou eindigen in maanden afwezigheid en vroeg mijn ontslag. ‘The show must go on!’ Ik eindigde op vijfenvijftigjarige leeftijd in het stempellokaal.


In januari 2006 was ik aanwezig op een nieuwjaarsreceptie van de Antwerpse bewonersvereniging De Bilzen, in mijn gemoedstoestand meegesleurd door een toenmalige vriend. Bart De Wever is er ook, ziet me en komt naar me toe. ‘Ik vind het zo spijtig dat je geen lid meer bent. Want je mail die ik heb ontvangen om je ontslag te plaatsen, ligt nog altijd op mijn bureau’ Voor de zoveelste keer volgt de mantra: ‘Er staan dingen in waarmee ik akkoord ga en er staan dingen in waarmee ik niet akkoord ga.’ Hij gaat verder: ‘Als je wilt kunnen we er een gesprek over hebben. De N-VA wil ook de ‘arbeiders’ aanspreken, een onderwerp dat jou als sociaal denkende persoon nauw aan het hart ligt. Het is ook erg dat je zonder werk zit. Maar je weet dat wij in oktober hopen om in Antwerpen in het bestuur te zitten. En dan gaan we zeker iets voor je doen’.

We spraken af dat we elkaar zouden ontmoeten. Enkele weken later hangt zijn secretaresse Liesbeht Homans aan de telefoon om een afspraak te maken. Op een morgen in maart 2006 zie ik De Wever rond 10 00 uur in een café aan het station van Berchem. Ik heb geld gestoken in de parkeermeter tot 11 30 uur. Ik ben nog moeten gaan bijvullen tot 14 00 uur.

Ik zat nog altijd in een zware dip, maar tijdens onze ontmoeting had ik stellig de indruk dat ik van ons beiden de meest opgeruimde was.

Ik zei onder andere dat ik zeker geen vlaams-nationalist was en ik me meer verbonden voelde, door de invloed van mijn Nederlandse grootmoeder langs vaders kant, met het romantische beeld van de groot-nederlandse gedachte. Het antwoord van De Wever: ‘Ik ben in feite ook meer een orangist dan een vlaams-nationalist. Ik ben getrouwd met een Nederlandse en ik heb er ook een tijd gestudeerd’.

Ook mijn situatie als werkzoekende kwam aan bod. ‘Ja François, ik kan me voorstellen wat het is om op jouw leeftijd werkzoekende te zijn. Ik heb tot nu toe gelukkig nog maar zes weken moeten stempelen en als ik er in de rij stond, had ik vooral te doen met de oudere werkzoekende.’ Het scheelde niet veel of hij had uit medelijden mijn hand vastgepakt. ‘Luister Bart, ik vind het natuurlijk niet plezierig om geen werk te hebben, maar ik moet ten slotte alleen voor mezelf zorgen. Als je getrouwd bent, je vrouw werkt niet en je hebt twee studerende kinderen, dan vind ik dat toch veel zwaarder.’ Ondanks deze poging tot relativering bleef De Wever erbij dat de situatie van een alleenstaande vijftigjarige werkzoekende veel erger was dan deze van een huisvader met een vrouw en twee kinderen ten laste.

‘Luister, iemand zoals jij kunnen we best gebruiken. In oktober komen de gemeenteraadsverkiezingen eraan en we gaan een secretariaat inrichten op een verdieping boven het kabinet van Philip Heylen aan de Grote Markt. Ik zou graag hebben dat jij er de boel organiseert. Je moet dat natuurlijk niet voor niets doen en ik had gedacht aan een vergoeding van 250 EUR in de maand.’ Maar ik vroeg aan Bart De Wever om de betaling te regelen met PWA-cheques. Dat was hem te ingewikkeld en hij drong aan op een betaling onder tafel. Ook herinnerde hij me er nog eens aan dat de N-VA hoopte op minstens een schepenzetel en dat ik vooraan op de lijst stond voor een kabinetsfunctie. Hij wilde zeer snel van start gaan en alles moest binnen de veertien dagen zijn geregeld. Ik relativeerde weer. ‘Bart, op een week komt het toch niet aan. Je hebt wel wat anders rond je oren. Neem gerust de tijd.’ Dit kon echter niet. Hij zou binnen de veertien dagen iets laten weten. We namen afscheid na een gesprek van ongeveer vier uur.


Terecht kan een aandachtige lezer de opmerking maken: ‘Waar is verdomme je afkeer voor de CD&V gebleven. Ik was vijfenvijftig en dacht toen: ‘Waar ben ik met al mijn rechtlijnigheid beland. Ik sta aan ‘den dop’ en moet elke euro omdraaien. Waarom niet voor een keer de opportunist uithangen? Laat mij ook maar eens proberen in het gevlij te komen.’


We zijn zes weken later en ik heb nog niets gehoord. Ik loop op straat de Antwerpse N-VA- mandataris Luk Lemmens tegen het lijf. Ik vertel hem dat ik nog altijd op een seintje wacht om aan de slag te gaan. Ik hoor van goede vriend X, die in het N-VA-bestuur van de stad Antwerpen zit, dat Lemmens de vraag heeft gesteld. Het antwoord van De Wever: ‘Als je zoiets tegen iemand zegt dan is het toch spijtig dat ze dat allemaal letterlijk nemen.’ Normaal was dit voor mij aanleiding genoeg om de N-VA-deur dicht te slaan, maar enkele N-VA- vrienden praatten op me in: ‘Denk gewoon aan een mogelijke werkgelegenheid. Je bent een dikke vijftiger, zo gemakkelijk zal je geen andere baan vinden. Het probleem van Bart De Wever is natuurlijk geweest dat hij met de boodschap bij Liesbeth Homans is komen aandraven om me in te schakelen voor de campagne en dat hij wellicht alle mogelijke verwensingen naar zijn hoofd heeft gekregen. Om het eufemistisch uit te drukken: ‘We lagen elkaar niet zo.’


Begin juli ben ik voor de eerste keer geconvoceerd geweest om voor een veertiental dagen het verkiezingssecretariaat te bemannen. Liesbeth Homans was met vakantie. Toen de IJzeren Vrouw weer op de drempel verscheen, kon ik niet vlug genoeg verdwijnen door het gat van de deur. Ze was me duidelijk liever kwijt dan rijk. Ze negeerde me totaal. Ik heb het ooit meegemaakt dat ik aan het praten was met Luk Lemmens. Ze passeerde ons, negeerde me volledig en gaf alleen Luk Lemmens een hand. Ik ben iemand die eerder vrouwvriendelijk is ingesteld, voor mezelf is het vrouwelijke element in het leven belangrijker dan het mannelijke, maar ik heb zelden een ‘boertiger wijf" meegemaakt. Dat is zeker geen rancune, want van haar houding heb ik nooit wakker gelegen. Ik vind het zelfs een eer als figuren als Homans me rauw lusten. Je kan je wel afvragen of het om te lachen of te huilen is dat zo iemand kan opklimmen tot vicepresident van de Vlaamse Regering. Arm Vlaanderen!


Vanaf september ben ik met vele N-VA-leden een aantal weken bezig geweest met een actie om 40 000 verkiezingsbrieven te verzenden.

Heb ik ooit enige vorm van betaling onder tafel ontvangen. De RVA kan op beide oren slapen! Het heeft me integendeel aan benzine, tramtickets en telefoon nog geld gekost. Heb ik dan niets gekregen? Jawel, en dit is waarschijnlijk een unicum in Vlaanderen: een gratis N-VA-lidmaatschap van een jaar.


Enkele weken voor de gemeenteraadsverkiezingen wonen een vriend en ik een debat bij ingericht door De Morgen in het Zuiderpershuis. Bart De Wever - toen nog een redelijk onbekend iemand - is zeer sterk in zijn betoog. Daarna komt hij wat verloren het café binnen. Hij is blij om me te zien en komt meteen aanzitten. Die avond is de sociale De Wever aan het woord. Of is het eens te meer een poging om me naar de mond te praten. Het gaat onder andere over de kleine pensioentjes. ‘Mijn moeder heeft zo’n klein pensioentje dat ze bijna geen geschenkjes kan kopen als de kleinkinderen jarig zijn’.

Tegen middernacht verlaten we Het Zuiderpershuis en Robert Voorhamme komt naar ons toe. Hij feliciteert De Wever met het debat. Nadien zegt De Wever: ‘Ik heb dit allemaal niet graag, want ik houd me liefst zo ver mogelijk van de macht.’ Maar dit is natuurlijk allemaal al vele jaren geleden.


Voor de verkiezingen waren De Wever en Homans gaan canvassen in Berchem. Daar woont een vroegere vriend: Willy Vermeulen, pionier-klokkenluider in de federale administratie. De Wever en Vermeulen hebben toen een half uur met elkaar gepraat. Vermeulen, die zoals ik een virulente afkeer heeft van de CD&V, ventileerde zijn mening over het kartel. De Wever pareerde met de bekende uitspraak van Henri IV van Frankrijk: 'Paris, vaut bien une messe’ Ook zei hij: “Willy als je interesse hebt, er zijn nog altijd plaatsen vrij op de lijst’. Vermeulen op een gedeelde CD&V lijst? Stel je voor!

Enkele dagen later kom ik vriend X tegen. Hij vraagt me: ‘Willy Vermeulen is toch een goede vriend van je? Bart vertelde tijdens de laatste vergadering van het partijbestuur van de stad Antwerpen dat hij aan het canvassen was in Berchem. ‘En weet je wie ik daar zag? Die verschrikkelijke Vermeulen. Ik kon nog juist achter ’n auto wegkruipen, want die vent was wel de laatste die ik tegen het lijf wilde lopen’. De keizer van Vlaanderen’ ten voeten uit.


Het kartel CD&V - N-VA ging naar de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen onder de slogan van “Respect”. Blijkbaar had de kiezer weinig respect, want het verwachte resultaat bleef uit. Ik heb toen een mailtje gezonden naar De Wever met mijn opmerkingen over het resultaat. Ik had vooral kritiek op de weinig wervende kracht van een typische CD&V-slogan ‘Respect’. Ik ontving een mailtje met de gekende woorden: ‘Er staan dingen in waarmee ik akkoord ga en er staan dingen in waarmee ik niet akkoord ga. Maar we zullen er binnenkort zeker over spreken.’ Dat gesprek is er nooit gekomen. Ook formuleerde ik deze kritiek in de openledenvergaderingen. Ik kreeg dan vooral één persoon op mijn dak: Liesbeth Homans. Ze zat dan gewoonlijk te grommen van: ‘Zeg, zeg, zeg’. Verder kwam ze niet.


Na de verkiezingen waren er natuurlijk de onderhandelingen over de mandaten en de postjes. In de open ledenvergaderingen van de stad Antwerpen pakte De Wever vaak uit met het verhaal hoe hij Van Peel in de zak had gezet met de verdeling ervan. Hij was met hem gaan dineren en had een zeer voordelig akkoord voor de N-VA uit de brand weten te slepen, nadat Van Peel in zijn gekende whisky’s was beland. Later zou blijken wie wie in de zak had gezet.

Door persoonlijke berekeningen schroefde Patrick Janssen het aantal schepenambten terug tot acht. Toen bleek hoe fantastisch De Wever had onderhandeld. De CD&V ging lopen met een superschepen Van Peel, een schepen Heylen, de nodige kabinetsmedewerkers en de belangrijkste mandaten. De N-VA kreeg de ondersteunende medewerker van de fractie, enkele mandaten en Luk Lemmens werd ondervoorzitter van het OCMW. In het gemeentedecreet werd de mogelijkheid geboden om van dit ondervoorzitterschap een betaalde functie te maken. Maar dit werd zelfs aan de N-VA niet gegund en Lemmens moest het doen met de gebruikelijke zitpenningen. Al ben ik over dit laatste geen 100 % zeker, omdat de mogelijkheid bestaat dat dit later toch nog is geregeld.


Er was dus één betaalde functie te begeven: medewerker van de fractie. Door de geroemde rechtlijnigheid van de N-VA zou je denken dat iedereen zich voor de functie kandidaat zou kunnen stellen. Niks daarvan, want het was van in het begin duidelijk dat deze functie bestemd was voor Linda Verlinden een boezemvriendin van De Wever. Een aantal N-VA- vrienden zegden: ‘Laat je niet doen en geef Bart de boodschap dat je ook interesse hebt.’

Op een avond in januari 2007 was het weer openledenvergadering in Den Bengel op de Grote Markt. Na de vergadering kwam De Wever weer in zak en as bij me zitten en begon de hele CD&V-fractie over de hekel te halen: ‘Van Peel is een zatlap van de zwaarste soort, Kathy Berx is wereldvreemd, Urgun Top denkt alleen aan zichzelf, Nahima Langri is zo lomp als het achtereind van een varken, Philip Heylen is ’n pretentieuze zot… Kortom, de hele wereld had het weer bij hem gedaan. Toen hij opstapte, meende ik: 'Nu is daar het moment!' Ik vergezelde hem naar buiten en vroeg: ‘Bart, ik heb gehoord dat er aan de N-VA een functie is toegewezen en ik heb ook wel interesse.’ De Wever begon zich in alle bochten te wringen en met een piepstem rond de pot te draaien: ‘Ah ja, en hoe zie jij dan de invulling, we zullen nog wel zien.’ Ik heb hem drie keer met woorden tegengehouden, maar hij kon niet vlug genoeg zijn biezen pakken. Er is dan uiteindelijk achter de rug van iedereen een examen georganiseerd met Linda Verlinden – een vriendelijke dame maar die wellicht nog nooit een boek heeft gelezen – en om een schijn van onpartijdigheid te wekken mochten ook twee universitairen van CD&V-strekking opdraven. Maar Linda Verlinden was blijkbaar de beste kandidate want ze belandde uiteindelijk op de fractie. Al deden er wel sterke geruchten de ronde dat De Wever de vragen had doorgespeeld aan zijn boezemvriendin. Dat was zowat het enige douceurtje dat de CD&V gunde aan de N-VA.


Ik dacht: 'Nu is het gedaan, want een beetje fatsoen is het minste wat je kunt verwachten. Ik loop hier tegen mijn zin rond als aangeschoten wild. Ik besliste om mijn lidmaatschap niet te verlengen. Maar toen hebben N-VA-vrienden weer op me ingepraat hen niet in de steek te laten.' Ik heb weer mijn oren naar hen laten hangen.


Op het einde van 2006 speelde zich de zaak Jean-Marie Dedecker af, de man die eerst door De Wever aan boord werd gehesen en dan met een dolk in de rug kon vertrekken. In december 2006 was er op een zondag in het clubhuis voor de Vereniging Vlaamse Watersporten – Antwerpen Linkeroever een eenvoudig etentje voor de medewerkers aan de gemeenteraadsverkiezingen. De Wever moest eerst over de zaak Dedecker opdraven in ‘De 7de dag’. Rond 13 30 uur stapt hij binnen en luid applaus weerklinkt. Hij begint alle tafels af te lopen om iedereen een handje te geven. Hij komt bij me en hij neemt mijn beide handen vast: ‘Oh François wat ben ik blij om je hier te zien. Jongen, jongen’. Hij loopt verder en draait zich om: ‘Wij moeten dringend, dringend eens met elkaar praten.’ Moet ik nog vertellen dat ik niets meer heb gehoord.


Dan is het ineens 2008 en er zijn voorzittersverkiezingen voor de stad Antwerpen. In een bui van kamikaze denk ik bij mezelf: ‘Waarom niet.’ Ik wil me kandidaat stellen, maar ik hoor dat Luk Lemmens dat ook gaat doen. Een vriend belt me op:’ Je weet toch dat Lemmens dat volgens de partijstatuten niet kan doen. Een mandaat is onverenigbaar met een voorzitterschap.’ Ik besluit om met Lemmens te gaan praten. Ik ontmoet hem op zijn kantoor als ondervoorzitter van het O.C.M.W. ‘Ja François, ik heb besloten om me kandidaat te stellen als voorzitter stad Antwerpen.’ ‘Luk, ik heb horen vertellen dat dit volgens de partijstatuten niet kan.’ Lemmens schiet in een colère: ‘Als we het spel zo gaan spelen, … .’ Ik denk van wees verstandig en ga daar niet verder op in. We hebben het gesprek in alle vriendschap afgerond, maar ik stel toch mijn kandidatuur.


Enkele weken later is het een openledenvergadering van het arrondissement. Het gerucht dat ik kandidaat-voorzitter ben heeft zich verspreid. Sommigen uit de entourage van De Wever - met Bert Corluy en Bart Van Camp op kop - bekijken me of ik een buitenaards wezen ben. Dan komt Luk Lemmens naar me toe en hij wil me even in een hoekje spreken: ‘Dat is wel spijtig dat je ook kandidaat bent. Want ik heb er nog juist met Bart over gesproken en we garanderen je zeker een job.’ Ik was daar zo door gedegouteerd dat men misbruik probeerde te maken van iemand zijn zwakheden, dat ik mijn kandidatuur op de verkiezingsavond heb ingetrokken’. Ook het feit dat ik me mentaal absoluut niet goed in mijn vel voelde, en dat ik dacht wat kan je in zo een slangenkuil gaan uitrichten, hebben mij dit besluit doen nemen. De verkiezing werd geleid door Koen Kennis, de man die mee de partijstatuten had opgesteld, waarin stond dat mandatarissen geen kandidaat konden zijn als voorzitter. Maar die repte hierover natuurlijk met geen woord. Luk Lemmens is verkozen, maar niemand is ooit aan de weet gekomen hoeveel ja stemmen, hoeveel blanco’s en hoeveel onthoudingen er waren. Dit heette toen de geroemde openheid bij de N-VA.


In mezelf borrelde al lang de drang om mijn rug te rechten in dit verhaal. Ik besloot om een brief te schrijven aan De Wever, die ik hem persoonlijk zou overhandigen. Hij stond in een tweetal uren op papier, maar ik heb de zaak een aantal weken laten bezinken. Op 15 oktober 2008 richtten de N-VA studenten van de RUG op de Blandijnberg een debat in met onder andere De Wever. Ik ga er naartoe. Na het debat stond De Wever nog wat aan te schurken tegen Jean Marie Dedecker en toen kreeg hij me in het oog. Hij drukte zijn verwondering uit om me daar te ontmoeten. Ik antwoordde dat ik een brief had geschreven. Na nog wat over koetjes en kalfjes gebabbeld te hebben, zei hij dat hij die zeker zou lezen en me zou uitnodigen voor een gesprek. Voor mezelf hoefde dit niet meer, want de brief was een afronding van een verhaal. Natuurlijk hoorde ik niets van Bart, maar hem kennende had ik daar ook niet op gerekend.


In mei 2009 nodigde een vriend me uit om samen naar een politiek debat te gaan tijdens de seniorenbeurs in Antwerpen Expo. De Wever zat ook in het panel. Op het moment dat hij er aankomt, sta ik een beetje achter mijn vriend, de eerste die De Wever begroette. Toen zag hij mij staan, gaf me een hand, bekeek me met kwade ogen en zei: ‘Waarom kijk je mij zo aan’, en holde als een razende stier weg. Wellicht stonden er in mijn laatste brief een aantal dingen die minder prettig in de oren hadden geklonken. Het debat begon, mijn vriend moest weg wegens andere verplichtingen en ik zit er nog alleen. Het debat is voorbij, de deelnemers vertrekken en tot mijn grote verbazing stapt De Wever naar me toe en vraagt of hij naast me mag komen zitten. Ik ga iets halen om te drinken en hij begint weer zijn beklag te doen op de gekende, klagende manier. Eerst kwam mijn brief aan bod. Hij had hem met aandacht gelezen, hij lag zelfs nog op zijn bureau, en er waren dingen waar hij absoluut mee akkoord ging en er waren dingen waar hij absoluut niet mee akkoord ging. De gekende woorden.

Verder moest hij toch zo hard werken, dat hield hij niet lang meer vol. Enkele weken daarvoor stond er een peiling in De Standaard waarin de N-VA leden in het Vlaamse Parlement tot de meest kwaliteitsvolle/meest actieven waren verkozen. De Wever: ‘Als onze mensen in de Vlaamse raad er als het beste uitkomen, dan vraag ik me af wat de anderen voorstellen.’ Ook sloeg de paranoia weer toe. Hij klaagde over de machinaties die er achter zijn rug bezig waren om samen met LDD de N-VA buiten de Vlaamse regering te houden. We namen afscheid met de zoveelste boodschap dat hij zeker na de Vlaamse verkiezingen contact zou opnemen.


Er zijn een aantal manieren waarop iemand slecht kan zijn. Karakteriële zwakte is er een van. Is Bart De Wever een slecht mens? Ik denk het niet. Is hij iemand die slechte dingen zou kunnen doen? Ik denk het wel. Ten eerste, en dat is voor de buitenwereld moeilijk aan te nemen, De Wever heeft weinig ruggengraat, gepaard gaande met een laag zelfbeeld. Ten tweede, en dat zal de buitenwereld ook moeilijk aannemen, hij heeft weinig eigen meningen en is zeer beïnvloedbaar. Ik meen dat hij eerder sociaal is ingesteld, maar hij zit duidelijk in de klauwen van organisaties zoals VOKA en UNIZO, en hij heeft zijn wagonnetje gehangen aan figuren zoals Jambon en Muyters die thuishoren in de categorie van rechts, burgerlijk, en goedverdienend Vlaanderen.

In de onmiddellijke omgeving van De Wever lopen weinig fijne mensen rond. Koen Kennis en Bart Van Camp zijn figuren die moeilijk als sympathiek kunnen worden ervaren. De uitzondering op de regel is wellicht Fons Duchateau, de huidige voorzitter van het OCMW, die ik niet de kwaadste vond, al is hij natuurlijk ook in de eerste plaats een partijsoldaat.

En dan heb je nog Liesbeth Homans. Zij is de dikke spin in het web rond De Wever. Enerzijds lost Homans als een bulldozer alle problemen voor hem op, anderzijds heeft hij een heilige schrik van haar. Een toenmalige vriend zat ooit met Bart De Wever en Linda Verlinden in een taverne op de Grote Markt. Toen kwam zijn chauffeur Cedric binnen. De reactie van De Wever: ‘Oei, oei als Liesbeth dat ooit te horen krijgt, dan zal het er weer tegenzitten.’

In dit opzicht is een interview met Homans in Humo van 10 augustus 2010 zeer verhelderend. Homans vertelt over haar partijvoorzitter: ‘Hij durft dan niet goed te zeggen waarop het staat. Ik heb het nu niet over het politieke debat, maar over menselijke omgang met personeel.’ De Wever kan absoluut niet met mensen om buiten zijn eigen kringetje. De man is wat contactgestoord, maar dan is er natuurlijk een brulboei zoals Liesbeth Homans. De journalist stelt de vraag: ‘Niemand die zo een groot bakkes heeft tegen Bart als Homans’? De man had natuurlijk beter kunnen vragen: ‘Mevrouw Homans, waarom is het nodig om tegen Bart De Wever een groot bakkes op te zetten? Bent u soms de boze moeder, (zou ‘boze heks’ te ver gaan?) die haar stout zoontje een standje geeft. Dat is de verhouding Homans – De Wever. Met moeder wil ik absoluut niets verkeerd zeggen over de moeder van Bart De Wever, want dat is een zeer lieve vrouw.


Nog een voorbeeld over de eigen meningen van De Wever. In het voorjaar van 2008 gaat een vriend naar een debat van de Universiteit Antwerpen in de Rodestraat. Daarna duikt hij met Bart De Wever en enkele anderen in de kroeg. De Wever zit duidelijk weer onder het nulpunt. De week daarvoor heeft hij samengezeten met een paar ‘captains of industry.’ Ze moeten aan Bart een negatief economisch beeld hebben geschetst van Vlaanderen. Hij is de wanhoop nabij. De vriend zegt me later: ‘Wat De Wever niet schijnt te begrijpen is dat iedereen pleit voor de eigen winkel. En Bart heeft een onvoldoende eigen wereldbeeld om meningen te kunnen aftoetsen.’ Later dat jaar duikt Philippe Muyters, voorman van VOKA op in de Vlaamse regering.


Wat ‘De keizer van Vlaanderen’ ook kenmerkt is zijn virulente afkeer van alles wat enigszins naar links ruikt. Ik meen ooit te hebben gelezen dat vader Rik De Wever bij de spoorwegen heeft gewerkt. Vindt zijn afkeer mogelijk daar zijn oorsprong? Ik kan me best voorstellen hoe de rode vakbond er iemand met een oorlogsverleden mogelijks heeft behandeld. Al blijft dit natuurlijk giswerk.


In maart 2010 had ik met een N-VA-vriend een gesprek gehad met Marie-Rose Morel. Ik wil van haar geen heilige maken, maar ze sprak altijd wel met het hart op de tong, zonder de minste berekeningen. Dit is zeer on-Vlaams. Morel was het tegenbeeld van De Wever: krachtig tegen zwak, eigen mening tegen bijna geen mening. Op een bepaald ogenblik ging het over De Wever en ze zei geringschattend: ‘Ach dat Bartje, ik ken hem al meer dan 20 jaar. Hij heeft zijn hele leven gekozen voor zekerheid.’ Enkele maanden later hebben ze, bij het aanschijn van de dood van Marie-Rose, toch nog de weg naar elkaar teruggevonden.


Op mijn leeftijd weet ik natuurlijk dat politiek geen schone zaak is. Maar wat me vooral in de N-VA stoort is het beeld van de grote politieke maagdelijkheid. Wij wateren nooit naast de pot. Terwijl er evenveel urine – of misschien nog meer – naast de pot ligt als bij andere partijen.


Na het lezen van deze tekst zullen de aanbidders van ‘De keizer van Vlaanderen’ me natuurlijk verwijten ‘een opportunist’ te zijn. Ik ga eerlijk zijn. Ik had het zeker gewaardeerd als De Wever me professioneel had geholpen. Maar mijn ziel verkopen? Nooit! Vandaag, nu ik weer op beide pootjes ben terechtgekomen, besef ik nog beter dat het met de N-VA toch nooit iets was geworden. Want wat is de N-VA? Het is een partij voor Vlaams-nationalisten, die nog altijd dromen van een onafhankelijk Vlaanderen, en van klein- en grootburgerlijk rechts. En dat eerste is dan aan mij nog meer besteed dan het laatste

.

Dit verhaal van deze kleine garnaal heeft natuurlijk weinig betekenis. Ik was het wel aan mezelf verplicht om het hier te plaatsen. Hopelijk vinden een aantal vroegere N-VA vrienden ook de weg naar hier om deze herinneringen aan vroegere dagen nog eens te lezen.


Ik wil besluiten met: ‘Wat ik hierboven heb neergepend is mijn waarheid naar eer en geweten, maar daarom hoeft het niet de waarheid van iemand anders te zijn.’ Als het hun waarheid is heeft iedereen dan ook het recht om ongetekende neer te zetten als ‘een halvegare, een opportunist of meer van dat liefs.


Antwerpen, 15 januari 2017


François Thijs,

noech meester, noch knecht.