FRANCOIS THIJS
NOCH MEESTER, NOCH KNECHT
Elk jaar vindt er op de laatste zondag van januari in Amsterdam de Nationale Holocaust Herdenking plaats. Men herdenkt dan de slachtoffers de door het nazistische Duitse rijk op basis van ras, politieke overtuiging of seksuele geaardheid werden vermoord.
Rond de jaarwisseling werden er op de Nederlandse buis ook twee boeiende, historische tv-series uitgezonden, namelijk De zaak Menten (omroep MAX) en Riphagen (VPRO).
Deze namen waren me volledig vreemd, maar toen ik De zaak Menten bekeek, keerden mijn herinneringen meteen weer naar het jaar 1976, toen ik geboeid dit verhaal, op het toen nog zwart-witte televisiescherm, volgde.
De man, die een luxeleven leidde in zijn Blaricumse villa, stond me opeens duidelijk voor de geest. Het hoogtepunt was dat Menten en zijn vrouw uit Nederland stiekem de benen namen, voordat ze enkele dagen later in Zwitserland werden aangehouden. Ze verschuilden er zich in een hotel. Waarschijnlijk hoopten ze dat ze met de hulp van ‘de vrienden’ zouden kunnen ontsnappen naar het geliefde toevluchtsoord voor nazi’s: Zuid-Amerika. Deze crimineel heeft geprobeerd om te ontsnappen aan zijn verleden, maar het heeft hem toch ingehaald.
Van Dries Riphagen had ik nog nooit gehoord. Zelfs op mijn leeftijd kan je nog boeiende, maar intrieste zaken aan de weet komen. Hij is er wel in geslaagd om aan de gerechtelijke dans te ontsnappen.
In 2020 herdenken we het vijfenzeventigjarige einde van de Tweede Wereldoorlog. Vandaag zijn de beulen van het Derde Rijk bijna allemaal tot stof vergaan en deze hoofd- en bijrolacteurs in dit vreselijk verhaal kunnen we spijtig genoeg niet tot in de dood achtervolgen. Sommigen onder ons rekenen wellicht nog op een goddelijke straf voor hen, maar in mijn levensvisie behoort dit niet tot de mogelijkheden.
Al kon het verhaal van de vervolging en vermoorden van joden, zigeuners, gehandicapten en homoseksuelen moeilijk gruwelijker zijn dan het al is, toch is er toch iets dat de holocaust voor de slachtoffers en nabestaanden nog moeilijker om dragen maakt. Dat er teveel van deze misdadigers onder de radar zijn gebleven en zelfs een goed leven hebben kunnen leiden. Sommige delicten maken je woester dan andere, maar dat er daders van misdaden tegen de mensheid erin geslaagd zijn om hun straf te ontlopen, maakt de holocaust nog wranger. Dit is geen hang naar wraak, maar een vraag om rechtvaardigheid, ook als boodschap naar de toekomst toe.
Na de Tweede Wereldoorlog lag Europa in puin en de economische heropbouw van dit werelddeel was een eerste prioriteit. Maar even belangrijk was het om de slachtoffers recht te doen en zo veel mogelijk nazimisdadigers te vervolgen. Er waren de Neurenberg- en Auschwitzprocessen, maar heel wat foute figuren wisten door de mazen van het net te glippen.
In de opsporing en voor het gerecht brengen van nazimisdadigers is Simon Wiesenthal een bekende naam. Toen ik op internet naar informatie over hem zocht, vond ik op Wikipedia volgende tekst:
‘In 1947 opende Wiesenthal het ‘Documentation Centre on the Fate of the Jews and their Persecutors’. In 1954 werd het centrum weer gesloten. De achtergrond van de sluiting was dat er op dat moment in West-Europa weinig animo leek te zijn voor zijn werk.’
Met andere woorden, natuurlijk weten we dat er in het Duitse rijk vreselijke dingen zijn gebeurd, maar laat ons gewoon terugkeren tot de orde van de dag.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er voor de Verenigde Staten en Rusland twee categorieën nazimisdadigers. De wetenschappers die ze konden gebruiken. En de anderen. Beide wereldmachten waren op de hoogte van de laatste technologische ontwikkelingen in het Duitse rijk. Eén nazi-nucleaire- of ruimtevaartspecialist was hen veel meer waard dan 10 000 kampbewakers. Het was hen vooral om deze nazi's te doen, terwijl de anderen hen alleen maar last zouden bezorgen.
Er lopen nog altijd enkele nazibeulen, hoewel stokoud, op vrije voeten rond. Zo dook soms in de Nederlandse media de in 2015 overleden Siert Bruins op.
Toen ik wilde weten hoe de situatie er vandaag uitziet, kwam ik terecht op de website dedokwerker.nl. Dat geeft geen vrolijk beeld. Het is een aangewezen plek om te leren hoeveel democratische landen, waarvan de regeringen vandaag waarschuwen voor het gevaar van extreemrechts, veel nazi’s met zachte handschoenen hebben aangepakt.
Laat me besluiten met de woorden van dedokwerker.nl: ‘Het gebrek aan voortvarendheid is genoegzaam bekend, de overheid wil de Duitse regering liever niet in verlegenheid brengen, de handelsbelangen zijn belangrijker dan dat de nabestaanden rust en genoegdoening krijgen.’
Men kan veel 'lullen' over rechtvaardigheid, maar ik vrees dat de woorden van Bertold Brecht: ‘Erst kommt das Fressen, und dann die Moral.’ een eeuwigheidswaarde hebben. Het is een mooie boodschap voor de slachtoffers, die met holle ogen uit de dood naar ons kijken. Hebben ze niet het recht om ons te vragen: ‘Jarenlang hebben jullie de meeste van onze beulen op vrije voeten laten rondlopen, is het dan niet wat hypocriet om nu herdenkingsmonumenten voor de holocaust op te richten?' Voor alle zekerheid: deze vraag is niet alleen bestemd voor Nederland.
De slachtoffers van deze misdaden tegen de menselijkheid, hebben nog een laatste vraag: ‘Zorg dat dit nooit meer gebeurd!’ Maar aan de andere kant van het graf blijft het oorverdovend stil. Denk maar aan de verschrikkelijke dingen die elke dag nog altijd op onze planeet plaatsvinden.
Antwerpen, 25 februari 2016
François Thijs, een gewone burger
François THIJS | 2016 - 2024
Alle rechten voorbehouden