FRANCOIS THIJS
NOCH MEESTER, NOCH KNECHT
DE WERKENDE KLASSE. VAN HET BEGIN VAN HET MENSDOM TOT NU. ER IS NIETS NIEUWS ONDER DE ZON.
In het zeer interessante tijdschrift Historia stond een artikel: ‘Rome kon niet zonder slaven – Ondanks de risico’s.’ Tijdens het lezen kon ik het niet laten om een vergelijking te maken met de huidige tijd. Ten eerste zijn er anno 2023 nog altijd staten, waar de slavernij theoretisch is afgeschaft, maar onder verborgen vorm nog welig tiert. Denken we maar aan de Golfstaten met hun Filipijnse werksters en Indiaase arbeiders. En ook aan China met de Oeigoeren! En ook in Afrika komt slavernij nog vaak voor.
Als je nu de titel van het bewuste artikel zou parafraseren naar de huidige tijd, zou dit wellicht luiden: ‘De eenentwintigste economieën kunnen niet zonder arbeidskrachten – Maar veel risico’s lopen ze daarbij niet.’ Doorheen de menselijke geschiedenis is er altijd behoefte geweest aan arbeidskrachten. Daarboven bevond zich in de bevolkingspiramide altijd een bovenlaag, die in meer of mindere mate profiteerde van die arbeid. Dat was al zo in het Egypte van de farao’s, die behoeften hadden aan arbeidskrachten om hun tempels en piramides te bouwen. Iedereen kent het verhaal van Moses, die de Israëlieten wegleidde uit Egypte, omdat ze genoeg hadden van dat slavenwerk. Ook de Romeinse economie kon niet zonder slaven. Anders dan de Israëlieten konden hun slaven moeilijk de benen nemen. Waar moesten ze naartoe. Al de in die tijd bekende landen waren in handen van hun meesters. Door de film, met in de hoofdrol Kirk Douglas, klinkt de naam Spartacus ons bekend in de oren. Hij leidde op het Italiaanse vasteland een slavenopstand van 73 tot 71 v.Chr. Maar hij was niet de eerste. De in Syrië geboren slaaf Eunus was de stokebrand van een slavenopstand op Sicilië van 135 tot 132 v.Chr. In alle steden werden de burgers uitgemoord. Het duurde drie jaar, voordat de Romeinse overheid opnieuw orde op zaken kon stellen. Spanningen tussen de werkende klasse en hun ‘bazen’, om het volks uit te drukken, zijn van alle tijden. En vaak vloog het deksel van de pot, en ontaardden die spanningen in geweld. Wellicht waren die slavenopstanden er de eerste verschijnselen van.
Vele eeuwen later tierde in Noord- en Zuid-Amerika de slavenhandel ook welig met uit Afrika ingevoerde arbeidskrachten. Tegenwoordig ondervinden de Verenigde Staten er nog altijd de perfide gevolgen van, in de vorm van racisme.
De volgende in het rijtje als ‘geknechte’ arbeiders waren de lijfeigenen, die horig waren aan een heer. Hun lichaam werd beschouwd als zijn eigendom. Ze waren de belangrijkste arbeidskrachten in het feodaal stelsel. De leenheer gaf aan de leenman een deel land ‘te leen’, maar om dit te bewerken moest hij natuurlijk boeren hebben. Dat waren de lijfeigenen, die gebonden waren aan die grond, die ze zonder toestemming van hun heer niet mochten verlaten. Hier vloog het bekende deksel ook vaak van de pot. Zeer bekend is de Engelse Boerenopstand in 1381. Tienduizenden mensen trokken naar Londen. In eerste instantie ging koning Richard II in op de eisen van de betogers, maar uiteindelijk sloeg hij de opstand met harde hand neer. Andere belangrijke boerenopstanden waren De Jacquerie (1358) in Frankrijk en de Duitse Boerenoorlog (1524).
Tot de tweede helft van de achttiende eeuw bestond de economie van de westerse landen voornamelijk uit landbouw en handel. Dat veranderde met de opkomst van de industrialisatie, toen machines de handenarbeid ging vervangen. Een evolutie die nog altijd voortduurt, al zijn we vandaag in een ander tijdperk beland. Dat van het digitale.
Het betekende de overgang van het feodalisme naar het kapitalisme. De bevolking van het platteland trok massaal naar de steden om in fabrieken te werken. Een ander woord deed zijn intrede. Dat van de ‘loonslaven’. De werknemers moesten er zwaar werk verrichten, tegen een meer dan mager loon. Liefst nog door vrouwen en kinderen, omdat men die nog minder moest betalen, dan de mannelijke gezinshoofden. De arbeidstijd liep soms op tot zestien uren en dit zes dagen per week. Dit arbeidsproces is op een schitterende manier beschreven door Louis Paul Boon in zijn werk Pieter Daens. Het kon niet uitblijven, dat de manier waarop men de loonslaven behandelde en betaalde, zou leiden tot sociale onrust. In de geïndustrialiseerde wereld noemt men dit geen slavenopstanden meer, maar wel stakingen.
Op 1 mei viert men de Dag van de Arbeid. Men herdenkt dan de Opstand van Haymarket in 1886. Op die dag trokken bijna 400 000 arbeiders naar Chicago om te betogen voor betere arbeidsvoorwaarden. De betoging eindigde in chaos, de politie opende het vuur en men telde 38 doden en meer dan 100 gewonden. Ook in ons land vielen er slachtoffers bij stakingen. Denken we maar aan de mijnstaking in Zwartberg in 1966 toen er twee doden en veel gewonden vielen.
Tot op vandaag is ‘staken’ zowat het enige wapen, dat de werkende bevolking heeft om zijn ongenoegen te laten blijken. Kijk maar naar de huidige stakingen bij Delhaize. Maar ook de resultaten ervan hebben ups en downs. Als de werknemers veel te verliezen hebben, zoals in de gouden jaren ’60, zullen ze sneller geneigd zijn om in te gaan op de eisen, dan wanneer als het slechter gaat met de economie.
De uitingen van het ongenoegen van de werkende bevolking mag dan andere vormen hebben aangenomen, maar op de keper beschouwd is er inzake verhouding werknemer-werkgever niet veel nieuws onder de zon.
Antwerpen, 28 april 2023
François THIJS,
noch meester, noch knecht.
François THIJS | 2016 - 2024
Alle rechten voorbehouden